De strafrechtelijke aanpak van uitlatingen over religieuze groepen staat al jaren in de belangstelling: zie bijvoorbeeld het Wildersproces en de Deense cartoonrel. In januari 2014 werd het verbod op godslastering na meer dan tachtig jaar uit het Wetboek van Strafrecht geschrapt. Daarmee is de vraag naar de reikwijdte van andere uitingsdelicten, zoals groepsbelediging en aanzetten tot haat, discriminatie of geweld (art. 137c en 137d Wetboek van Strafrecht), nog relevanter geworden. De Eerste Kamer verzocht de regering, toen het verbod op godslastering werd afgeschaft, te onderzoeken of `als ernstig ervaren belediging van burgers door belediging van hun geloof onder de bestaande uitingsdelicten kan vallen, of het nodig is om burgers te beschermen tegen zulke uitlatingen en of dat niet in strijd is met de vrijheid van meningsuiting. Dit onderzoek is het resultaat daarvan. Het onderzoek gaat in op juridische en rechtstheoretische vragen over belediging van geloof. Kan het beledigen van een religie, een god of een profeet (`indirecte belediging) worden gelijkgesteld aan belediging van de aanhangers van die religie? Kunnen zulke uitlatingen strafrechtelijk worden verboden, en wat is daarbij de rol van grond- en mensenrechten zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en het verbod op discriminatie? Mr. dr. Marloes van Noorloos is universitair docent straf(proces)recht aan Tilburg University. Zij promoveerde in 2011 op een proefschrift over haatuitingen en heeft diverse nationale en internationale publicaties over dit onderwerp op haar naam staan.