Wat betekent het rechterschap voor de mogelijkheid van de rechter om aan zijn persoonlijke meningen, overtuigingen, voorkeuren en idealen uiting te geven, of dit nu is door middel van het geschreven of gesproken woord, of, bijvoorbeeld, door het lidmaatschap van een vereniging, politieke partij, kerkgenootschap of door de dracht van een religieus symbool, zoals een islamitische hoofddoek? Het is een vraag die van een blijvende actuele waarde is gelet op het feit dat een antwoord op die vraag uiteindelijk is te herleiden tot de communis opinio over dit onderwerp, de gedeelde opvattingen in de samenleving en de beroepsgroep, en het feit dat die opvattingen aan voortdurende veranderingen onderhevig zijn. De auteur, die zelf rechter is, belicht het onderwerp van de rechterlijke uitingsvrijheid op een leesbare manier en vanuit verschillende invalshoeken. Het boek bevat naast een inleidend en een concluderend deel drie delen waarin de rechterlijke vrijheid elk vanuit een eigen perspectief wordt onderzocht: zowel het positieve recht, waaronder de jurisprudentie over de vrijheid van meningsuiting, de sociale praktijk van de rechtspraak, als de ethiek worden bestudeerd. Met de verzamelde informatie wordt in het concluderende deel een antwoord op de hierboven gestelde vraag geformuleerd. In de slipstream van dit antwoord ontstaat ook iets anders. Er ontstaat een beeld van de moderne Nederlandse rechter en waar deze in zijn professionele leven mee te maken heeft: wetten, beginselen, reorganisaties, beeldvorming, nieuwe waarden, morele dilemma's en nog veel meer.