Deze evaluatie is uitgevoerd, nadat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de Eerste Kamer, de toezegging deed een evaluatief onderzoek naar de Grondwet te laten uitvoeren. Het onderzoek, waarvan dit rapport de neerslag is, beoogt vanuit verschillende invalshoeken (juridisch, bestuurskundig en parlementair-historisch) een evaluatie uit te voeren van hoofdstuk 7 Grondwet, zowel algemeen als artikelsgewijs. Daarbij is de Grondwetsherziening van 1983 als uitgangspunt genomen. Sindsdien zijn belangrijke delen van dit hoofdstuk ter discussie komen te staan. Daarbij valt te denken aan de discussie over de (direct) gekozen burgermeester, de staatsrechtelijke positie van de provincie en het waterschap, de vierde bestuurslaag, differentiatie tussen gemeenten en het instrument van spontane vernietiging. Bovendien hebben zich sinds 1983 ingrijpende ontwikkelingen voorgedaan, die het functioneren van decentrale overheden in vergaande mate hebben beïnvloed.Voorbeelden zijn de dualisering van het gemeentebestuur in 2002, decentralisatie van bepaalde rijkstaken en centralisatie van andere, maar bijvoorbeeld ook grootschalige gemeentelijke herindelingen. Er zijn, kortom, voldoende relevante en recente ontwikkelingen die dit evaluatieve onderzoek naar hoofdstuk 7 Grondwet rechtvaardigen.