Deze monografie wordt de Nederlandse deelnemingsvrijstelling besproken als één van de pijlers van het Nederlandse fiscale concernrecht. De regeling is in essentie al meer dan een eeuw oud en inmiddels onmisbaar, omdat zonder de regeling concernvorming fiscaal prohibitief zou zijn. De laatste jaren is er relatief frequent wetgevend gesleuteld aan de vrijstelling. Het meest in het oog springend waren daarbij de wijzigingen met ingang van 2007 en 2010. Met de inwerkingtreding van de wet "Werken aan winst" met ingang van 2007 is de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen geïntroduceerd. Daarmee is voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen een creditmethode ingevoerd. Ondanks het feit dat daarmee de naam van de regeling eigenlijk niet langer 'de deelnemingsvrijstelling' kan zijn, heb ik toch gemeend aan deze ingeburgerde term te moeten vasthouden. Per 1-1-2010 is de regeling voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen wegens gebleken praktische problemen weer aangepast. Behalve dat zij is omgedoopt in regeling voor niet-kwalificerende beleggingsdeelnemingen, is toen ook de oogmerktoets toegevoegd, die zou moeten bewerkstelligen dat men minder vaak toekomt aan de bezittingentoets met de soms ingewikkelde toerekeningsbalans.