Jonge kinderen (4-7 jaar) die meer dan andere kinderen liegen, vechten, driftbuien vertonen, ongehoorzaam en opstandig zijn, baren hun ouders en leerkrachten heel wat zorgen. Ze vormen de grootste groep kinderen die in de hulpverlening wordt aangemeld.
Kinderen met gedragsproblemen en gedragsstoornissen (antisociaal gedrag) hebben minder toekomstkansen. Ze falen vaker op school, sluiten makkelijker aan bij een negatieve vriendenkring, vertonen meer delinquent gedrag en gebruiken eerder genotsmiddelen. Kinderen die dergelijk gedrag al vroeg vertonen, vormen een extra kwetsbare groep. Als eenmaal sprake is van een negatief gedragspatroon, dan verandert dit over het algemeen niet meer ten goede of in het beste geval slechts in beperkte mate.
Gedragsproblemen en gedragsstoornissen veroorzaken veel ongemak voor de kinderen en hun omgeving. De economische implicaties en het psychisch leed zijn moeilijk te becijferen, maar ze zijn onmiskenbaar groot. Tijdig ingrijpen, vóór de gedragsproblemen een duidelijk patroon krijgen, kan een verdere negatieve ontwikkeling voorkomen. Het betrekken van ouders, kind én leerkracht bij de behandeling blijkt effectief te zijn.
Het STOP-programma is een kant-en-klaarpakket, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten betreffende de ontwikkeling van antisociaal gedrag. Het programma is mede gebaseerd op de meest recente onderzoeken naar de effectiviteit van interventies (evidence based). Het omvat een algemene theoretische inleiding en drie handleidingen voor successievelijk een kindtraining, een oudertraining en een leerkrachttraining.
Het STOP-programma sluit hiermee aan bij een relatief jonge stroming binnen de ontwikkelingspsychopathologie: het ontwikkelen van ecologische interventies die preventief of vroegtijdig ingrijpen in het ontwikkelingsverloop.