De Gottschalls vertelt het verhaal van een Joodse familie uit het dorp Klein-Gerau, nabij Frankfurt: middenstanders met een kleine worstfabriek en een winkeltje aan huis. Eeuwenlang geven de Gottschalls kleur aan de dorpsgemeenschap, ze delen lief en leed. Maar als Hitler in 1933 aan de macht komt, verandert hun leven in een nachtmerrie.
De broers Herbert en Arthur Gottschall vluchten naar Amsterdam. Na Rijkskristalnacht in 1938 proberen ook hun ouders naar Nederland te vluchten, maar de overheid houdt gezinshereniging tegen. Tijdens de oorlog weet Arthur met zijn vrouw Josephine naar Jamaica uit te wijken, om vervolgens als rekruut van de Prinses Irenebrigade te strijden voor de bevrijding van het Europese continent.
In De Gottschalls verweeft Lizette Eijsbouts op aangrijpende wijze haar familiegeschiedenis met de geschiedenis van het antisemitisme en nationalisme in Duitsland. Het is een verhaal over uitsluiting en racisme, dat toont wat er met een leven kan gebeuren als je door een politiek bewind als ongewenste vreemdeling wordt gezien.