Dit boek beschrijft het autobiografisch verhaal van een vader en zijn zesjarige zoontje, die na een tweeweekse vakantie in Tunesië, op de terugweg naar Nederland, een noodlanding moeten maken op het vliegveld van Tunis. De vader besluit hierna om nooit meer te gaan vliegen. Zijn vriendin stapt over in een ander vliegtuig en vliegt, samen met de bagage, terug naar huis. Met slechts de kleren aan hun lijf, een mobiele telefoon en vijftig gulden beginnen vader en zoon aan een overlevingstocht met slechts één doel: thuiskomen zonder in een vliegtuig te stappen.