Na de inval van de Duitse legers in mei 1940 legde het militair bestuur aan de Belgische artsen een reorganisatie van hun beroepsverenigingen op met vorming van één enkele organisatie. De bestaande twee grote verenigingen gingen hierop in maar al spoedig kwamen de communautaire geschillen die hen tijdens het interbellum hadden verdeeld, aan de oppervlakte. Dit leidde tot een felle tweestrijd en de oprichting van de Oorlogsorde, waaraan vooral flamingantische artsen meewerkten. Ze werden wel gesteund door een aantal Waalse artsen. De Oorlogsorde werd van nabij gecontroleerd door het Duitse militaire bestuur en door het Belgische ministerie dat geleid werd door een secretaris-generaal. Na haar oprichting poogde de Oorlogsorde de geneeskunde en de volksgezondheid onder haar controle te brengen en te reorganiseren.
Ze kwam daarbij niet alleen in conflict met een belangrijk deel van de Belgische artsen maar werd ook betrokken bij maatregelen die van de bezetter uitgingen. Dit is haar leiders na de bezetting zwaar aangerekend geweest. Het einde van de oorlog bracht niet alleen het verdwijnen van de Oorlogsorde mee maar luidde tevens een nieuw tijdperk in de aanpak van de volksgezondheid in België in.
Dit boek beschrijft het verloop van de gebeurtenissen. Gevoelige en controversiële thema's, zoals de soms betwistbare houding van de tegenstanders van de Oorlogsorde, de mogelijke collaboratie met de bezetter, de radicale houding van sommige bestuurders of de verhouding met de joodse artsen, worden geenszins uit de weg gegaan. De auteur is er zich ten volle van bewust hoe, meer dan 70 jaar na de feiten, deze aspecten nog bijzonder gevoelig liggen.
Over de auteur
Prof. em. dr. Karel J. Van Acker, doctor in de genees-, heel- en verloskunde en geneesheer-specialist in de kindergeneeskunde, werkte als gewoon hoogleraar kindergeneeskunde aan de Universiteit Antwerpen. Hij was ook diensthoofd van de afdeling kindergeneeskunde aan het Universitair Ziekenhuis in Antwerpen.