In een onaanzienlijk dorp van Oud-Castilië ziet in 1542 de zoon van arme wevers, verstoten door hun familie, het levenslicht. In 1591, in een klooster in Andalusië, sterft een karmeliet, door zijn medebroeders gemarginaliseerd, overdekt met zweren en wonden. Tussen deze twee data spelen zich de negenenveertig jaren af van het beproefd, avontuurlijk en hartstochtelijk leven van Jan van het Kruis. Hij wordt heden ten dage beschouwd als een van de grote dichters en mystici van zijn tijd, misschien zelfs van alle tijden. Zijn werk schetst een reis naar de levende God, naar de contemplatie van de goddelijke essentie, en houdt niet op zijn onzegbare karakter aan te duiden. Jan van het Kruis is op zoek naar een wijsheid die vol is van mysterie, waarbij men God liefheeft zonder hem te kennen, onthecht en arm van geest. Geïnspireerd door de transcendentie en door haar omvat is zijn poëzie toch nooit abstract en wereldvreemd, maar integendeel kosmisch en de mens met alles verbindend. Viering van de liefde, vruchtbaar gemaakt door de 'nacht' die ons toelaat over te gaan naar het licht, is zij het geprivilegieerde kader van een ervaring van het Ultieme. Jan van het Kruis was een lichtende minnaar, getuige van de felle vuurgloed, die nu niet ophoudt ons te verhelderen. Alain Delaye, professor aan de theologische faculteit van Angers en auteur van o.a. Sagesses concordantes, quatre maîtres pour notre temps: Etty Hillesum, Vimala Thakar, Svami Prajnanpad, Krishnamurti (Accarias, 2011).