Frisse luchten dringen binnen door mijn wijd openstaande raam, met een frisse blik kijk ik naar buiten. Mijn bureau toont een beeld van rustgevende leegte, een uit de kluiten gewassen woud van kamerplanten is verwerkt tot compost voor de tuin. De ruiten zijn gewassen, streeploos schoon zie ik de buitenwereld. Geen obstakel staat de draaicirkel van mijn raam nog in de weg. Het licht is nu voor mij, vier vierkante meter heeft het om binnen te vallen op het bureau. Stof daalt neer, stof dat er niet was toen er geen licht was. Met een doekje haal ik het weg, niets hoef ik opzij te leggen. Ik kijk naar buiten en geniet van de wolken, de wind, de regen en de zon. Er is niets van mij bij, maar ik zie het toch maar mooi. Een schouwspel van zwevende wolkenluchten trekt aan mijn toren voorbij, als een traag stromende rivier in de lucht. Niets was er voor nodig dan moed: de moed om een stel planten in blakende gezondheid naar een voortijdig graf te dragen, als kostbaar voer voor de wormen. Maar nu heb ik licht. En dat is iets waard, hoewel het niks kost, afgezien van een stel kamerplanten. Uit Frisse luchten, Ferdi Bechtold 2014, de tweede editie van de Dames in Nood halfjaar-madiwodo.