De Spaanse zestiende-eeuwse mysticus Juan de la Cruz schetst een beweging van aangetrokken worden door een laatste eenvoud, temidden van de versplintering van prikkels en verlangens, en vervolgens weer uitgaan naar de wereld in bevrijde vreugde. Dit ebben van de inkeer naar de aanwezigheid van God in het allerdiepste centrum en deze vloed van de inzet voor de schepping en de medemens beschrijft hij met de metafoor van de vlam, die de mens steeds dieper uitbrandt, om hem vervolgens ver voorbij zichzelf en wijd om hem heen te laten laaien van vuur. Deze vlam is het vuur van de liefde, en die liefde vindt zijn oorsprong in het diepste mysterie van God, zegt deze christelijke mysticus.
Nadat Jan van het Kruis van 1578 tot en met 1585 in zijn andere hoofdwerken — Donkere nacht, Bestijging van de berg Karmel en Geestelijk Hooglied — het mystieke omvormingsproces met veel pedagogische fijngevoeligheid had beschreven, gebruikt hij in een nieuw geschrift uit 1586 de metafoor van de vlam in het hout om te beschrijven hoe God en de liefde de mens schroeien en zalig maken. Van 1587 tot zijn dood in 1591 blijft hij schaven aan dit werk: Levende liefdevlam. In dit vierde deel van de Mystieke werken van Jan van het Kruis bieden we een nieuwe vertaling daarvan aan, met aandacht voor de vele kleine toevoegingen in de finale redactie ten opzichte van de eerste redactie in 1586.
In dit laatste deel van de Mystieke werken ligt ook een nieuwe vertaling van de Gedichten, de Brieven en enkele ‘Kleinere werken’ voor. Inleidingen, voetnoten en een woordenlijst willen het lezen van deze mysticus uit de zestiende eeuw vergemakkelijken.