Acht verhalen waarin de auteur herinneringen ophaalt aan zijn banen en reizen over de grens in 1964. Van der Heul groeide op in Amsterdam – de stad is het decor en de thuisbasis van zijn avonturen. In deze verhalenbundel vertelt hij onder andere over zijn werk in de grafische industrie, een plasticfabriek en zijn korte carrière als veredelde bordenwasser van de Wagon-Lits op internationale treinen. Tussendoor vertelt hij over zijn liefhebberijen – moderne jazz, de brommer (waarop hij zelfs samen met een vriend naar de Spaanse Costa Brava is gereden) en de auto (in dit boek onder meer een zestiencilinder Cadillac uit de jaren dertig). Zijn stijl is opgewekt, robuust en sterk verhalend. Vooral nostalgie voor mannelijke babyboomers.