Adam is in de tuin. hij praat met god. wat is dat? vraagt adam. dat is een bloem, zegt god. en dat? vraagt adam. dat is een dier. schiep u die ook? ja, die schiep ik ook. wat knap! roept adam uit. en wat zit daar in de boom? dat is ook een dier, zegt god. hoe kan dat? vraagt adam. dit dier lijkt niet op dat dier. zo raak ik in de war. ik weet wat, zegt god. geef jij elk dier maar een naam. leuk, zegt adam. hij gaat aan het werk.