Personen
Willem Jan Otten
NUR Codes (sub)
320 Literaire non-fictie algemeen
Chasing Black Gold
Brieven van H. N. Werkman 1940-1945
Het Frankrijk van de Tour & de Tour van Utrecht
Collega's van God
Vijftig jaar na de publicatie van zijn eerste poëzie gaat Willem Jan Otten (1951) op zoek naar het gedicht waarin staat wat hij wil zeggen. Hij heeft het eens gelezen, dat staat vast. Hij herinnert het zich nauwelijks. Zo gaat hij op zoek, in het oeuvre van een van zijn dierbaarste dichters. Het gedicht, weet hij, ‘zal iets zeggen over het verlies van alles, dat hoe dan ook onder ogen gekomen moet’. De tocht leidt langs andere oeuvres, en langs zijn eigen werk. Vragen beginnen te branden: wat is poëzie? Van wie heeft hij poëzie geleerd? Welk gedicht heeft hem wakker gekust? Denkt een dichter anders dan logisch? Weet een dichter wat hij denkt? Kun je poëzie willen? Is zij van nut? Is haar zoeken een vorm van geloven? En welk antwoord kreeg Fanny Brawne, het buurmeisje van Keats dat hem de vraag ‘Wil je me poëzie leren?’ stelde? Wil je mij poëzie leren? verschijnt gelijktijdig, in een tweelinguitgave, met Diepe eb, Ottens keuze uit zijn halve eeuw poëzie.