Het is juli 1914 en de keizer van Oostenrijk-Hongarije tekent een oorlogsverklaring aan Servië. De ceremonie vindt plaats op een onmetelijke afstand van Piotr, die in een uithoek van het immense Habsburgse keizerrijk woont. Piotr is een simpele ziel, ongeletterd en goedgelovig, en hij vereert de keizer als een godheid. Hij doet klusjes op het dorpsstationnetje en zijn kostbaarste bezit is een afgedankte baanwachterspet.
Na enkele weken bereikt het wereldgebeuren Piotr dan toch. Wanneer hij zijn dienstoproep krijgt, aan hem voorgelezen door een gendarme, is het alsof God zelf hem een bevel heeft gegeven. Hij begint zijn reis naar het front en probeert te begrijpen wat er in de wereld om hem heen gebeurt, terwijl hij wordt verslonden door de onmenselijke machinaties van het oorlogsapparaat.
De eerste Nederlandse vertaling van 'Het zout der aarde' werd in 1937 gezamenlijk uitgegeven door de uitgeverijen Allert de Lange en Wereldbibliotheek. Zij waren getipt door Joseph Roth, die goed bevriend was met Józef Wittlin. De vertaling werd gemaakt door Abraham Elias Boutelje, die zes jaar later in Sobibor omkwam.
Deze geheel nieuwe vertaling door Dirk Zijlstra is voorzien van een nawoord door Madeleine Rietra, vicevoorzitter van het Internationale Joseph Roth Genootschap in Wenen.