Het is opvallend hoe vaak de Heere Jezus in het Evangelie naar Johannes de woorden 'Ik Ben' in Zijn mond neemt. In de eerste plaats stelt Hij Zich hiermee gelijk aan de God van Israël. Wat is er anders te maken van die woorden 'Eer Abraham was, Ik ben' (Joh. 8:58)? Omdat Hij de God van Israël is, kan Hij alleen die woorden 'vrees niet' in alle omstandigheden tot Zijn volk spreken. 'Niet bang zijn. Ik Ben!' Zevenmaal gebruikt de Heere Jezus de woorden 'Ik Ben' om aan te geven dat Hij de Werkelijkheid is van de beelden en schaduwen in de Schriften van Israël. Zo spreekt Hij van Zichzelf als het ware Brood uit de hemel in plaats van het manna dat voor het volk in de woestijn viel. Hij noemt Zich de ware Wijnstok tegenover de wijnstok Israël die alleen maar slechte vruchten voort wist te brengen. Hij is de goede Herder in tegenstelling tot al die slechte herders die over de schapen hadden geheerst. In dit boek komen al deze aspecten van die wonderlijke Naam van onze Heere en Heiland aan de orde. Kennis van die Naam geeft vertrouwen. Vertrouwen in die Naam werpt de vrees uit. Want omdat Hij is Ik Ben, spreekt Hij ook: Vrees niet!