Vijftig jaar geleden hoorden jonge kinderen thuis bij hun moeder en waren er nauwelijks kindercentra. Ze speelden met broers, zussen of buurkinderen in en rond het huis zonder professionele begeleiding. Lang niet alle kinderen gingen naar de kleuterschool. En niemand had nog gehoord van leerlingvolgsystemen voor peuters en kleuters om hun taal en cognitie te beoordelen met het oog op schoolsucces. Binnen enkele generaties is de opvoeding van jonge kinderen diepgaand veranderd. Genetisch verandert 'het kind' of 'de opvoeder' natuurlijk niet. Maar de opvoeding van vroeger is wezenlijk anders dan de hedendaagse opvoeding. Enerzijds bieden kindercentra en scholen goede nieuwe mogelijkheden aan kinderen en hun ouders. Maar er zijn ook schaduwkanten door wisselende groepen in kindercentra of een te schoolse benadering. Dit boek gaat over de vakkennis van speelse en liefdevolle professionals die werken met jonge kinderen. Het biedt een theorie over ontwikkeling, opvoeding en educatie van jonge kinderen in de 21ste eeuw. Deze theorie is gebaseerd op ervaringen van praktijkpedagogen, internationaal onderzoek naar jonge kinderen in gezin, kindercentra en scholen en het empirische onderzoek van de auteurs de afgelopen 40 jaar. Aan de orde komen vragen als: hoe maken heel jonge kinderen contact met hun opvoeders en andere kinderen? Wat is belangrijk voor hen om zich veilig te voelen? Hebben jonge kinderen al vrienden? Wat leren kinderen van elkaar? Waarom is spelen belangrijk? En hoe kunnen pedagogisch medewerkers en leerkrachten taal stimuleren op een manier die past bij jonge kinderen? Dit boek gaat uit van een actief kind dat zich ontwikkelt in relatie met zijn of haar ouders, professionele opvoeders en andere kinderen. Vertrouwde relaties vormen de basis van de opvoeding. Kinderen hebben een intense relatie met de werkelijkheid en nemen alles in zich op. Ze imiteren en experimenteren. Centraal in het boek staan de behoefte van jonge kinderen aan gezamenlijkheid, hun speelse creativiteit, hun drang om de wereld te verkennen en om ervaringen te delen. De pedagogisch medewerkers en leerkrachten bieden structuur door vertrouwde ritmes, routines en speelse rituelen. Ze geven de liefdevolle aandacht en nabijheid die jonge kinderen nodig hebben. En ze geven de kinderen ruimte om te spelen met vriendjes. Ze luisteren naar de verhalen van de kinderen en helpen hen om hun verhalen te vertellen. Ze genieten van het doen-alsof spel van de kinderen en verrijken hun spel door verhalen te vertellen en door mee te spelen. Ze proberen samen met de ouders een gemeenschap te maken waar ieder kind zich welkom voelt. Zo'n gemeenschap ontstaat niet van zelf. De samenleving staat nooit stil en ieder kind is anders. Opvoeden is een vak dat steeds nieuwe antwoorden moet vinden op vragen die zo oud zijn als de wereld: hoe help ik kinderen een goed mens te worden? Wat heeft een kind nodig in de wereld waarin hij of zij zal leven?