In dit boek vertelt Brian Heffernan het verhaal van de augustijnen in Nederland. Eind negentiende eeuw bestond deze religieuze gemeenschap uit een handvol parochiepriesters. In de twintigste eeuw bleven zij ondanks groei een relatief kleine orde. Vooral hun inzet voor het middelbaar onderwijs gaf de augustijnen echter aanzien in katholiek Nederland. Heffernan bespreekt zowel hun externe werkzaamheden als hun interne gemeenschapsleven. Ook de schaduwkanten van hun optreden komen aan bod. De augustijnen zijn een kleine orde met allure. Zij waren zielzorgers en strijders voor de katholieke zaak, maar voelden zich op grond van hun oude traditie ook kloosterling en eremiet. In de jaren zestig beschouwden zij zich, zoals veel religieuzen, als brengers van vernieuwing, tegenwoordig vooral als dragers van de spiritualiteit van Augustinus. Deze verschuivende en soms botsende zelfbeelden vormen een kapstok voor het verhaal, waarin de voortdurende heruitvinding van de augustijnse identiteit centraal staat.