Aan de vooravond van de twaalfde eeuw werd in de bossen ten zuiden van Dijon een nieuw klooster gesticht. Een groepje monniken probeerde hier de Regel van Benedictus zo strikt mogelijk in praktijk te brengen. De plek waar ze zich hadden gevestigd heette 'Cistercium', en de monniken werden daarom 'cisterciënzers' genoemd. Na een moeizaam begin bleek hun initiatief ongekend succesvol. De monniken stichtten honderden nieuwe kloosters in alle windstreken van Europa. Ook in Nederland bouwden de cisterciënzers hun kloosters, beginnend in Friesland. Vanwege hun grijze kleding werden de cisterciënzers er 'schiere' monniken genoemd (schier = grijs). Aan het eind van de middeleeuwen was Nederland 34 cisterciënzer mannen- en vrouwenkloosters rijk. Deze kloosters hebben vaak honderden jaren bestaan. Dit rijk geïllustreerde boek vertelt de uitgebreide geschiedenis van de cisterciënzers die 850 jaar lang onafgebroken in Nederland aanwezig geweest zijn en geeft een overzicht van alle cisterciënzerkloosters in Nederland en net over de grens.