God ziet in liefde om naar de mens. En dat doet Hij steeds opnieuw, juist als wij het niet verwachten. Deze grondgedachte heeft een belangrijke plaats in de preken van de kerkvader Johannes Chrysostomus (344-407). Chrysostomus' preken en catecheses, gericht aan (pas)gedoopten en aan hen die zich wilden laten dopen, zijn doordrenkt van deze liefde van God. Tegelijk zijn ze ook confronterend. Chrysostomus richtte zich tot de christenen in Antiochië, die leefden op het snijvlak van heidendom, jodendom en christendom. Wat betekende het voor hen om zichtbare en herkenbare volgelingen van Christus te zijn? Afstand doen van de satan en zijn pracht en praal, zo houdt Chrysostomus zijn dopelingen voor. En vervolgens in onvoorwaardelijke verbondenheid met Christus leven. Je laten dopen en deelnemen aan het avondmaal horen daar helemaal bij. De auteur vertaalde voor deze uitgave een aantal unieke vroegchristelijke bronnen, die hij tevens voorzag van een toelichting. De boodschap van Chrysostomus komt daardoor ook voor hedendaagse lezers heel dichtbij: een christen is een gelukkig mens.