Wie aan de Bijbel denkt, denkt meestal aan een boek. Maar de Bijbel is geen boek in de gewone zin van het woord. Het is een bundel teksten van uiteenlopende ouderdom en origine die pas in de late Oudheid in één boek zijn bijeengebracht.
De Bijbel heeft ook geen individuele auteur. De afzonderlijke delen, de 'boeken', dragen de namen van profeten en koningen, maar die waren niet de schrijvers. De teksten zijn niet het werk van bevlogen zieners, maar van ambachtslieden, beroepsschrijvers. Karel van der Toorn vertelt hun verhaal, voor het eerst.
Dankzij kennis van het spijkerschrift kan Van der Toorn het werk van de joodse professionele schrijvers vergelijken met de schrijfgewoonten in het oude Egypte en Mesopotamië. Zo komt hij tot een duidelijk beeld van de methodes, uitgangspunten en materialen die de bijbelschrijvers hanteerden. Van der Toorns historische observaties werpen nieuw licht op onder meer de boeken Deuteronomium en Jeremia.
Illustraties, kaarten en tijdsschema's verhelderen dit fascinerende boek, dat ons meevoert naar de intellectuele milieus van ver voor onze jaartelling.
Karel van der Toorn (1956) was vele jaren hoogleraar op het terrein van de religie-geschiedenis van het oude Nabije Oosten. Zijn onderzoek concentreert zich op de Israëlitische en Babylonische godsdiensten. Van zijn hand verscheen eerder Van haar wieg tot haar graf: Godsdienst in het leven van de Babylonische en Israëlitische vrouw (1987), Family Religion in Babylonia, Syria & Israel (1996) en, in samenwerking met anderen, de Dictionary of Deities and Demons in the Bible (1999). Sinds 2006 is hij voorzitter van de Universiteit van Amsterdam.
- Marcel Hulspas in De Pers