De pianist houdt van feestdagen. Niet vanwege de feesten maar vanwege de menigten. Hij houdt van portefeuilles en horloges. Hij houdt ervan ze te jatten. Maar het Driekoningenfeest in Bellano is een misser: het sneeuwt en de mensen blijven binnen.
Het is koud en de pianist zoekt onderdak. Hij gaat een leegstaand huis in, maar het blijkt niet leeg te zijn. Er is een vleugel en een oude dame die hem overreedt een wals op de vleugel te spelen. En de buren klagen over geluidsoverlast. En een wachtmeester van de carabinieri komt kijken wat er aan de hand is. Want voorzover bekend is die oude dame allang dood.