De Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1968) heeft Jezus Christus tot het epicentrum van zijn theologie gemaakt. Dat de mens van zich uit God niet kan kennen en hij God toch kent, benadrukt openbaring als zelfopenbaring Gods én onderlijnt de gegeven werkelijkheid van Gods openbaring. Dat de mens door God over God weet, geeft de verrijzenis van Jezus Christus als exemplarische gestalte van openbaring positie en betekenis. In deze detailstudie wordt nader ingegaan op de verrijzenis van Jezus Christus in de theologie van Karl Barth, toegespitst op de verzoening en de vraag naar de geschiedenis. Onderzoeksterrein is de Kirchliche Dogmatik, het hoofdwerk van Barth. Gevraagd wordt allereerst naar de theologische methode van Barth en naar het inhoudelijk midden van zijn theologie. Vervolgens wordt een analyse geboden van de plaats en de betekenis van de verrijzenis in het kader van de dynamische structuur van de openbaring die in zich werkelijkheid en waarheid is. Afgesloten wordt met een evaluatieve beschouwing met het oog op de relatie tussen waarheid en geschiedenis zoals die voor Barth vanuit verzoening en verrijzenis aan de orde is.