De heilige Païssy (Velichkovsky) stamde uit een geslacht van priesters en had, net als zijn voorouders, rector van de kathedraal in de Oekraïense stad Poltava moeten worden. Hij volgde echter de roeping van zijn hart, en koos voor een gevaarlijke, jaren durende zoektocht naar de, voor monniken grotendeels in vergetelheid geraakte, verloren kennis van de christelijke asceten. Hij vond deze verhandelingen op de berg Athos en werd daar een van de meest geliefde geestelijke mentoren, die de monniken onderwees in de geheimen van het gebed van het hart, het Jezusgebed. Daar is hij ook begonnen aan het vertalen van de Griekse manuscripten in het Kerk-Slavisch. Hij moest Athos verlaten wegens de onderdrukking door Turkse ambtenaren en vestigde zich in Moldo-Walachije (het huidige Roemenië). Zijn klooster in Neamts telde na enkele jaren bijna 700 monniken van allerlei nationaliteiten: Moldaviërs, Serven, Bulgaren, Hongaren, Guzuls, Grieken, Armeniërs, Joden, Turken, Russen en Oekraïners. De heilige oudvader Païssy vestigde een school voor geestelijk leven, inspireerde in het kloosterwezen een omvangrijke geestelijke beweging, ontstak in de harten van velen liefde voor het geestelijk leven, en wekte bij kloosterlingen de aspiratie voor het verrichten van innerlijk werk en geestelijke inspanningen. Onder invloed van oudvader Païssy Velichkovsky werden vele opmerkelijke kluizenaars in het orthodoxe monniksleven opgevoed, die de voorschriften van de heilige oudvader volledig in zich opnamen. Door het ononderbroken gebed, het niet aflatend observeren van zichzelf, zelfonderzoek, innerlijke strijd met de eigen gedachten, het opbiechten van de gedachten, gehoorzaamheid en nederigheid, vlijtige studie van de werken van de heilige Vaders, het zich houden aan de evangelische geboden, bereikten zij een hoog niveau van geestelijk leven. Zij hadden niet alleen een grote invloed op hun broeders, monniken, maar ook op leken, die soms hoog opgeleid waren in wereldlijke zowel als theologische zin. Deze geestelijke beweging begon in de tweede helft van de achttiende eeuw en bleef groeien in de negentiende eeuw tot aan de revolutie. De bijlage van dit boek bevat een beknopte verhandeling van oudvader Païssy over het beoefenen van het Jezus-gebed.