In deze prachtige historische roman over het Zweedse platteland in de achttiende eeuw beschrijft Bastiaan Dolmans de levensloop van Frej. Op jonge leeftijd ontvlucht hij zijn ouderlijk huis. Zijn vader is overleden en met zijn moeder heeft hij het vaak aan de stok. Onderweg komt hij een wijze man tegen, die hem veel leert. Vervolgens gaat hij werken op een grote boerderij. Daar leert hij zijn grote liefde kennen. Maar ook daar is het leven zwaar, zeker als de boer die hem heeft aangenomen na zijn overlijden wordt opgevolgd door zijn tirannieke zoon.
Het boek geeft een goed beeld van hoe het er in die tijd op het platteland aan toe ging. Werken deed je voor je primaire levensbehoeften. Met de constante dreiging dat een oogst zou mislukken, was het werk stressvol en kreeg je als knecht vaak de schuld als er iets misging. Als knecht of dienstmeid leefde je onder bescherming van de boer, maar die veiligheid moest je betalen met harde arbeid en strenge regels. Denkend aan die tijd lijkt het soms alsof we het hebben over een andere cultuur, maar het zijn onze voorouders, die keihard werkten voor de toekomst van hun nageslacht.
Bastiaan Dolmans (1970) werd als kind van een Nederlands artsenechtpaar geboren in Tanzania, waar zijn liefde voor de natuur is gevormd. Op twaalfjarige leeftijd verhuisde het gezin naar Nederland. Daar volgde hij een opleiding tot sportinstructeur. Hij reisde veel en leerde in de VS technieken om te overleven vanuit de filosofie van Noord-Amerikaanse indianen. Als oprichter van de stichting Kokopelli verzorgde hij cursussen in overleven, waarbij vaak de nadruk lag op spirituele vaardigheden. In 2007 verhuisde hij met zijn gezin naar Zweden, waarbij de reis vanuit Nederland gemaakt werd met huifkar en paard. Bastiaan woont met zijn grote liefde Laura en kinderen in Zweden. Eerder schreef hij de romans Duna en Kleuren van Jailia.