dit werk kent de volgende uitvoeringen
verschijningsdatum20/01/2022
Het wervelende eerste deel in de meeslepende Daevabad-trilogie, die zich afspeelt in achttiende-eeuws Egypte
Tussen de marktkramen van het achttiende-eeuwse Caïro zingen nog altijd de oude verhalen rond. Verhalen over djinns en geesten. Over steden verborgen in het kolkende zand van de woestijn, vol betoveringen, verlangen en schatten die je stoutste dromen overtreffen. Daar, waar de magie door elke straat stroomt en als stof in de lucht hangt, wacht Daevabad: de legendarische bronzen stad. Achter haar hoge muren en zes djinnpoorten wacht een stad vol intrige en betovering – waar oude vetes verre schaduwen werpen en de machtsstrijd genadeloos is.
Nahri heeft nooit in magie geloofd. Dromen over schatten en verborgen steden is leuk, maar als je de kost verdient met het oplichten van rijke Ottomaanse edelen, heb je wel iets anders aan je hoofd. Tot Nahri tijdens een van haar zwendelpraktijken per ongeluk een mysterieuze djinnkrijger aan haar zijde roept, en ze beseft dat de magische wereld die ze voor onzin hield maar al te echt is. Sterker nog: dat zijzelf er onherroepelijk deel van uitmaakt. Want Nahri heeft nooit geweten waar ze vandaan komt, of hoe het kan dat ze vreemde talen kan verstaan die niemand haar ooit heeft geleerd. Ze hoopt dat de krijger haar de antwoorden kan geven die ze haar hele leven heeft gezocht. Maar iedereen weet dat een wens doen bij een djinn fatale gevolgen kan hebben.
In de pers
‘Een briljant debuut dat een volledig nieuwe richting in het fantasygenre aanboort en diversiteit en inclusiviteit met een aanstekelijk flair op de kaart zet.’ The Wall Street Journal
‘“Betoverend” is absoluut het juiste woord om deze pageturner te beschrijven. Een subliem fantasyavontuur dat zich kan meten met de spanning van In de ban van de ring.’ New York Journal of Books
‘Een briljante combinatie van een meeslepende schrijfstijl, plottwists, een rijke fantasiewereld, hartveroverende heldin, bloedstollende actie en droge humor. Laat die trilogie maar komen!’ Publishers Weekly