Deze raadselachtig indringende gedichten, die ontroering combineren met surrealisme en verontrusting met herkenning, eisen een bijzondere plaats op in het oeuvre van de altijd verrassende Gerry van der Linden: als een muzikale en even geestige als melancholieke spiegel van de tijd waarin wij leven.
Vaak zorg ik voor vijandige liefde
raak verward in een warboel geliefden
van wie ik blijf houden
loslaten is niet mijn sterkste zijde
ook is er veel angstaanjagende ruimte
voor schmieren onder het firmament
gelukkig heb ik een bezigheid
die niets van doen heeft met knusse geborgenheid
of zinnig commentaar geven op een pandemie
pas als ik de wang aanraak van een pasgeborene
of de hand vasthoud van een stervende
vind ik mij de moeite waard
dichten is aan mijzelf verleende gratie.