Dan hoort ze alleen haar eigen geschreeuw wanneer zij haar schedel voelt kraken. Bloed sijpelt langs haar wangen in haar mond, de vochtige nachtlucht dringt haar neusgaten binnen, ze slikt speeksel, haar speeksel smaakt naar bloed. Halfnaakt is ze wanneer ze aan de kant van de weg gevonden wordt. Geradbraakt en eindeloos alleen. Het frêle meisje van om en bij de twintig weet zich niets meer te herinneren, ze kan niemand vertellen hoe ze heet. Ze is de lieveling van iedereen in het ziekenhuis. Fluisterend wordt ze 'engel' genoemd. Zelfs de professor die haar opereerde, wil haar zijn gevoelens tonen.