Op de vlucht voor de Pruisische Kulturkampf vestigden enkele Duitse broeders uit het Westerwaldse stadje Montabaur zich in 1875 in Nederland. Als Broeders van Barmhartigheid van St. Joannes de Deo werkten zij in de thuisverpleging. Op den duur bemanden zij tevens een aantal eigen ziekenhuizen, bejaardenoorden en verpleeghuizen en een instelling voor meervoudig gehandicapten: Kalorama. De broeders werkten onder meer in 's-Hertogenbosch, Amsterdam, Haarlem, Den Haag, Utrecht en Nijmegen. Zij waren de enige broedercongregatie en lange tijd vrijwel de enige mannen die werkzaam waren in de door vrouwen gedomineerde ziekenverpleging. José Eijt beschrijft hoe de broeders probeerden hun religieuze leven én de zorg voor zieken en hulpbehoevenden te combineren. Behalve op de ontwikkeling van hun werk en instellingen in Nederland gaat Eijt in op hun werkzaamheden ten behoeve van de gezondheidszorg in Tanzania, op de motivatie van de broeders en op hun religieuze gemeenschapsleven.